Pai laat zich omschrijven als een backpackers plaatsje, op een uurtje of drie en 762 bochten (130 km) met de bus van Chiang Mai. Het is niet groot, er wonen zo'n 2500 mensen: Thai en westerlingen die er inderdaad voor hebben gekozen om te blijven. Die westerlingen zien er veelal uit als hippies en gedragen zich als hippies - in de rest van de wereld een uitstervend ras maar hier niet. Zelfs in vergelijking met andere delen van Thailand is de sfeer hier vriendelijk en relaxt en dat zegt heel wat.
Overigens is het eerder genoemde 'bijna nooit van gehoord' een relatief begrip: op de website van het Thais Verkeersbureau las ik dat er inmiddels zo'n 200.000 bezoekers per jaar komen. Geen wonder dat toerisme de belangrijkste bron van inkomsten is. De mededeling at er niet meer hoog mag worden gebouwd klinkt eerder verontrustend dan geruststellend want dat het (blijkbaar) eerder wel mocht clasht met mijn beeld van Pai. Gelukkig meldt mijn dochter dat ze zich geen hoogbouw kan herinneren, kleine huisjes zijn de regel. Zal dus wel een ongelukkig geformuleerde voorkomingsmaatregel zijn.
Pai ligt aan de gelijknamige rivier, een rustig stromend water en temidden van groene, glooiende velden met daarachter bergen. Overdag bezoekt de toertist een warmwater bron of waterval, maakt een boottocht of een tocht op de rug van een olifant. Als je geen toerist meer bent of je geen toerist meer voelt, valt er overdag niet zoveel te doen in Pai. De hangmatten schijnen er populair te zijn. Maar 's avonds komt het volk tot leven en begeeft zich naar de vele bars en restaurants, zit op kussens, maakt muziek en drinkt het een of het ander, tot het tijd wordt om het hutje weer op te zoeken.
Hier wil ik dus nog een keer naar toe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten